In 1975 maakt Piet Schreuders plannen voor het maken van een eigen spraakmakend tijdschrift: FURORE. Na het luxe Kerstnummer gaat Uitgeverij Drukwerk FURORE uitgeven omdat de uitgave in eigen beheer een probleem wordt.

 In 1975 maakt een groep ex-medewerkers van het opgeheven blad ALOHA vier opvallende proefnummers van een nieuw blad: FURORE, met de bedoeling hiermee een uitgever te vinden. De proefnummers worden genummerd als:

- 5, -4, -3 en -2-1. Een uitgever wordt niet gevonden, wel een drukker die bereid is de nummers gratis te drukken: Mart Spruyt.
Er was subsidie aangevraagd bij het Amsterdams Fonds voor de Kunst, die had een positief advies. Kwaliteitsdrukkerij Spruyt kreeg opdracht 5000 kleurige tijdschriften op kwaliteitspapier te drukken en het eerste nummer van Furore, het "Kerstnummer", was een feit.  Het blad sloeg in als een bom.  De pers was enthousiast. Drukwerk Distributie verstuurde 1600 folders naar de boekhandels (iedere boekhandel één) en verkocht zo'n 1000 exemplaren aan boekhandels die het durfden te verkopen (met 40% korting en recht van retour).  Athenaeum Nieuwscentrum verkocht in korte tijd 500 exemplaren, Bruna was goed voor de verkoop van 493 stuks.

Maar met de subsidie ging het niet helemaal goed, waarmee het Kerstnummer een financieel debacle werd. Dat zou het einde van het blad kunnen zijn, maar het Furore Kernbeleid besloot dat Uitgeverij Drukwerk het blad voortaan uit mocht geven nadat Har van Fulpen een overlevingsplan had opgesteld: minder pagina's, minder kleur, kleinere oplage en de verkoopsprijs van 3,50 naar 3,95 (guldens, wel te verstaan). Aart Clerkx sprak de woorden: "Wil jij dat doen, financiële man" en daarmee was het uitgeef-contract geregeld.
Het eerste nummer van FURORE dat bij Uitgeverij DRUKWERK verscheen was het legendarische WENENNUMMER


Boekhandelsfolder FURORE Kerstnummer