Het begon allemaal met een oude typemachine en een tweedehands stencilmachine nadat ik adressen was wezen plakken bij de Teenager radiogids.

 

Als je in het begin van de zestiger jaren iets meer over de artiesten wilde weten waarvan je hield was het nodig lid te worden van een fanclub. Als zestienjarige deed ik dat vrij actief. Ik was lid van de Cliff Richard fanclub, Blue Diamonds fanclub en de Buddy Holly fanclub. Radio Luxemburg was in de avonduren de aangewezen zender om naar "tienermuziek" te luisteren. De Hilversumse zenders hielden zich daar niet zo mee bezig. Maar er bestond ook zoiets als de Teenager radiogids, een gestencild blaadje dat luistertips gaf voor radioprogramma's van zenders over de hele wereld, die je helaas meestal toch niet kon ontvangen. 
Ik ging bij de Teenager radiogids helpen met de maandelijkse verzending. Adressen plakken. Daar zag ik met eigen ogen dat je met een stencilmachine je eigen tijdschrift kon maken. Dat wilde ik ook! Ik kocht een oude typemachine en een tweedehands stencilmachine en ging aan de slag. 

Ik wilde ook een (muziek)blad gaan maken, en besloot om een blad te maken met een goede maandelijkse hitparade erin. Een betrouwbare hitparade bestond in die tijd nog niet in Nederland.

Hitparades in Muziekexpres en Muziekparade liepen door het langdurige drukprocédé van die bladen hopeloos achter. Mijn systeem was simpel. Samen met mijn neef Henk noteerde ik de hele dag alle liedjes die we op de radio hoorden. De meest gedraaide plaat kwam op de eerste plaats in onze toplijst. Die konden we als basis voor een tijdschrift gebruiken. Dat blad gaf ik de naam HITPARADE.  

Muzieknieuwtjes schreef ik over uit de Engelse muziekbladen New Musical Express en Melody Maker waarop ik een "airmail" abonnement had genomen. Sneller kon het niet in die tijd. Het nieuws dat ik uit die muziekbladen overschreef was dan op geen enkele andere manier al bekend in Nederland. 

 

Ik liet voor mezelf een "echte" perskaart drukken, een onmisbaar attribuut om gratis bij optredens van bekende artiesten binnen te kunnen komen. 


Later leerde ik van Emanuel Damsteeg dat je helemaal geen perskaart nodig hebt. Hang gewoon een grote fototas over je schouder en loop nonchalant bij de artiesteningang naar binnen. Roep "Hallo" tegen de daar aanwezige portier en er is niemand die je tegenhoudt. Zo ging het in die tijd inderdaad nog.

 

In Amsterdam bestond een Fanclub Association van Peter Rensen. Die "grossierde" als het ware in fanclubs. Zodra er een nieuwe artiest kwam richtte hij een fanclub op, stuurde iedereen die lid werd een lidmaatschapskaart, maar verder deed hij niets.
Dat idee van "een verzameling fanclubs" leek me wel wat. Ik had iets dat hij niet had, een maandblad. Dat maandblad zou het fanclubblad van de verschillende fanclubs kunnen worden. Maar ik vond wel dat je alleen een fanclub van een artiest kon beginnen als die artiest toestemming had gegeven en medewerking beloofde.

 

Ik begon dichtbij huis. De band "Tony Light and the Bellboys" uit Leiden, mijn woonplaats, had zojuist een plaat gemaakt, ze zouden er weleens beroemd mee kunnen worden, dus nam ik contact op en vroeg of ik een fanclub van ze mocht oprichten.

Ze waren zeer vereerd, en zo had ik de eerste fanclub ondergebracht in het blad "Hitparade" en meteen enkele tientallen abonnee's erbij (fans van the Bellboys) en kon ik gratis naar optredens van the Bellboys toe!

Ik ging in die tijd meestal uit in Den Haag. In de bosjes van Pex waren een paar disco's, in één ervan, de Marathon, traden af en toe The Golden Earrings op, de andere, de Wildhoef was de thuishaven van Ritchie Clark and the Richochets (de latere Motions), een groep die voornamelijk een soort Cliff Richard and the Shadows sound had, lekker om op te dansen. Ook zij kregen plotseling een platencontract en weer was ik er als de kippen bij om een fanclub van ze op te richten. Zo kreeg het blad "Hitparade" er via hen ook weer tientallen abonnees. In augustus 1963 kwam Robbie van Leeuwen bij de groep, hij schreef eigen liedjes en de stijl van de Ricochets veranderde van "Cliff and the Shadows" naar "the Animals". Daar uiteindelijk ook een nieuwe bandnaam bij: the Ricochets werden the Motions, Ritchie Clark werd Rudy Bennett. 

The Richochets stonden onder contract bij platenmaatschappij MMP. Net als Cisca Peters. Emanuel Damsteeg, die fotograaf was voor verschillende muziekbladen en goede relaties had met Nederlandse artiesten was een beetje haar perschef en stelde me aan haar voor, zodat ik ook van Ciska Peters een fanclub kon beginnen. daarna ging hij me verder in de Nederlandse muziekwereld introduceren. Zo kreeg ik toestemming van Imca Marina om voor haar ook een fanclub te beginnen. Ik kwam op die manier steeds meer met de Nederlandstalige muziek in aan- raking, terwijl ik eigenlijk meer met de Engelstalige muziek bezig was.

 
Ik probeerde muziekjournalist te worden, schreef onbetaald korte nieuwtjes voor de Leidse Courant en solliciteerde bij het muziekblad Tuney Tunes. Ik werd na een kort kennismakingsgesprek onbezoldigd aangenomen. Maar vanaf dat moment kon ik me gewoon "journalist van Tuney Tunes" noemen.


Op Radio Luxemburg hoorde ik in november 1962 een nummer van een nieuw bandje dat mijn aandacht trok. Het waren the Beatles. Ik vroeg meteen via de fanclub in Londen toestemming voor een Beatles fanclub in Nederland, ook al werd Love Me Do niet eens uitgebracht in Nederland. Maar antwoord op mijn brief naar Engeland kwam er niet.

In het kielzog van the Beatles kwamen nog meer bandjes uit Liverpool in de Engelse hitparade, waar ik ook meteen aan ging vragen of ik een fanclub in Nederland mocht beginnen. Dat lukte met Gerry and the Pacemakers, Billy J Kramer and the Dakotas en met the Tornados, die een wereldhit kregen met het nummer Telstar. Op die manier ging het aantal abonnees op mijn gestencilde muziekblad lekker omhoog.

Intussen werden the Beatles wereldberoemd....... en kreeg ik plotseling in november 1963 officieel een brief dat ik de Nederlandse Beatles fanclub mocht beginnen .....